Torens in de Delta


Sint-Willibrordusbasiliek van Hulst

Het gebouw is opgetrokken in baksteen en aan de buitenzijde bekleed met kalksteen. Deze kalksteen was afkomstig uit de groeven van Lede bij Aalst. Ledesteen is een vrij zachte kalksteensoort die gemakkelijk te bewerken is maar als nadeel heeft dat hij sterk aan erosie onderhevig is. De torenspits is uitgevoerd in voorgespannen beton.

De St. Willibrordus is gebouwd in de vorm van een Latijns kruis. De bouwdelen zijn gegroepeerd rondom de toren die centraal in de kerk staat. Dit is typisch Vlaams. In de 12e en 13e eeuw maakte de Romaanse bouwstijl in Vlaanderen geleidelijk aan plaats voor de Gotische. In de tweede helft van de vijftiende eeuw was Hulst economisch vooral op Antwerpen georiënteerd. Onder invloed hiervan werd in 1462 bouwmeester Everaert Spoorwater aangezocht voor de bouw van het koor in Brabantgotische stijl. Het centrum van de Brabantgotiek is Mechelen met de Sint Romboutskathedraal. Andere bekende voorbeelden van Brabantgotiek zijn de Onze Lieve Vrouwekathedraal te Antwerpen, de Maria Magdalenakerk in Goes en de Sint Jan in 's-Hertogenbosch.

De Buitenzijde

De hoofdingang van de Basiliek bevindt zich in de westgevel aan de zijde van de Steenstraat. Bovenaan deze gevel staat in een nis een beeld van de Heilige Willibrordus met in zijn handen een vergulde kerktoren. Het schip is in tegenstelling tot de koorkerk niet voorzien van luchtbogen en steunberen. De aanzetten voor de luchtbogen zijn wel in het muurwerk aanwezig.

Tijdens de restauratie van de jaren dertig zijn onder de oorspronkelijke houten zoldering in het schip gewelven gemetseld. De zijdelingse druk die deze op het muurwerk uitoefenen, wordt door middel van trekstangen opgevangen. De bronzen rozetten die tussen de bovenste rij vensters zitten, zijn de uiteinden van deze stangen. De koorkerk wordt door drie straalkapellen afgesloten, de beide zijbeuken bezitten elk vier zijkapellen.

De toren bestaat uit vier afzonderlijke delen, die elk uit een verschillende periode stammen. Het onderste gedeelte, vermoedelijk uit de 13e en/of 14e eeuw, gaat grotendeels schuil onder het dak van de kerk. Alleen aan de zijde van de Grote Markt en de Lange Nieuwstraat is dit stuk toren gedeeltelijk zichtbaar.

Van de in 1402 gebouwde achthoekige toren is enkel de onderste verdieping, voorzien van blinde nissen, overgebleven. Het gedeelte tussen de balustrade en de wijzerplaten is een restant van de door architect Cuypers gebouwde toren. De betonnen bekroning die thans de kerk siert, is in 1957 op de toren geplaatst. Het is een ontwerp van architect J. Brouwer met de naam "Prediker".De kerkmuur is een reconstructie van de middeleeuwse muur die het kerkhof, dat rondom de kerk lag, omsloot.


Rondwandeling in de kerk

Aan de St. Willibrordus is vanaf omstreeks 1200 tot halverwege de zestiende eeuw gebouwd en verbouwd. In het interieur van de kerk zijn op verschillende plaatsen sporen van vroegere bouwfasen te zien. Tijdens de rondwandeling wordt hier op gewezen. In de wandelpaden liggen veel fraaie grafzerken die naar Vlaams gebruik uitgevoerd in vlakreliëf.

Het schip

De basisvorm van de kerk is de travee (1). Dit is een vaste bouwkundige eenheid, die bestaat uit twee pilaren die afgesloten worden met een boog, gevolgd door een venstergalerij met bovenaan in de gevel een groot raam. Binnen de Brabantgotiek is de St. Willibrordus Basiliek de enige kerk waarin de venstergalerij, die ook wel triforium wordt genoemd, nog in originele vorm aanwezig is. Bij alle andere kerken die in Brabantgotische stijl zijn gebouwd, is het triforium een geheel geworden met de bovenste ramen. De kapitein van de zuilen zijn gesierd met een dubbele rij koolbladeren, een typisch kenmerk van de Brabantgotiek. Bij de bouw van het schip werden geen gewelven aangebracht, maar in plaats daarvan werd een vlakke houten zoldering gelegd. Tijdens de restauratie in de jaren dertig, werd onder deze zoldering een stenen gewelf gemetseld.

De trekankers (2) dienen om de zijdelingse druk die de gewelven op de muren uitoefenen, op te vangen. Het middenschip lijkt hoger dan het in werkelijkheid is, omdat de zijbeuken naar verhouding vrij breed zijn. In de onderste rij ramen wordt door middel van teksten in het gebrandschilderde glas de geschiedenis van het gebouw beschreven. In de Westgevel is het glas-in-loodraam "Het laatste oordeel" van glazenier Joep Nicolas te bewonderen (3). Het orgel is in 1610 gemaakt door orgelbouwer Louis Isoré.

De viering

De viering, de plaats waar schip, koor en dwarsbeuk elkaar ontmoeten, is het middelpunt van de kerk. De toren belemmert ten dele de vrije doorkijk vanuit het schip naar het koor. Aan de kant van het schip is aan de verkleuring van het gesteente te zien tot op welke hoogte het in 1469 afgebrande schip tegen de toren reikte (4).

Het raam dat aan deze zijde in de toren zit, dateert uit de periode dat de kerk in gebruik was als simultaankerk. In 1818 kregen katholieken en protestanten tijdens de Goede Week, de week voor Pasen, ruzie over het luiden van de klokken. De touwen hingen onder de toren in het katholieke gedeelte. Een oplossing werd gevonden door de protestanten een eigen klokje te geven met een aparte ingang naar de toren. Voor de verlichting van de torenkamer werd toen het raam aangebracht. Aan twee van de vieringspijlers zijn beelden bevestigd van de H. Willibrordus (5) en de H. Eligius (6). Een gedenkplaat aan de noordwestelijke vieringpijler (7) vertelt beknopt de geschiedenis van het gebouw.Vermoedelijk is voor 1402 de toren al eens verbouwd en/of verhoogd. Aftekeningen van rechtopgaand metselwerk aan de koorzijde (8) van de toren duiden hierop. Aan deze zijde zijn tevens een dichtgemetselde deur die toegang gaf tot de toen veel lagere koorzolder, en een dichtgemetseld galmgat te zien.

De dwarsbeuk

De dwarsbeuk is veel lager dan schip en koor. De horizontale breuklijnen in het muurwerk tonen sporen van een verbouwing waarbij de dwarsbeuk werd verhoogd (9). In de oostmuur van de noorderdwarsbeuk (10) is niet gepleisterd muurwerk met een stuk waterlijst zichtbaar. Vermoedelijk heeft de oorspronkelijke dwarsbeuk uit omstreeks 1200, die later verlengd is, tot hier gelopen. In de eerste helft van de vijftiende eeuw werden scheidingsbogen in de dwarsbeuk aangebracht om verbinding te krijgen met twee zijkapellen (11 en 12) die toen aangebouwd zijn. In de oostmuur van de zuiderdwarsbeuk zit een dichtgemetselde spitsboog. Mogelijk heeft deze boog toegang gegeven tot de "Hugo Mijlscapelle" (13) die buiten de kerk stond en in later tijd is afgebroken.

De koorkerk

De koorkerk bezit een kooromgang (14) van waaruit acht rechthoekige zijkapellen en drie veelhoekige straalkapellen betreden kunnen worden. Deze kapellen zijn oorspronkelijk gebouwd voor de ambachtsgilden die in Hulst werkzaam waren. Elke dag werd hier de mis gelezen.

Links en rechts naast het hoofdaltaar staan het conopeum (15 - de rood-gele parasol), het tintinnabulum (16 - het klokje) : onderscheidingstekenen van een basiliek. Verder zien we de Godslamp (17), het teken dat God in dit huis woont en een fraaie houten lezenaar met adelaar (18).

In de jaren 1841-1842 werd het interieur van het katholieke koorgedeelte geheel beschilderd. Begin jaren dertig zijn deze schilderingen verwijderd, onder andere om meer uniformiteit binnen de kerk te krijgen. De goudverf op de koolbladeren van de kapitelen (19) bleek zonder gevaar voor beschadigingen niet te verwijderen.

De eerste kapel aan de noordzijde van het koor (20) is in gebruik als doopkapel. De doopvont is van steen : het koperen deksel wordt gesierd met een afbeelding van Johannes de Doper. Bij de derde kapel (21), zijn een deur en bovenin een open spitsboog te zien. De deur geeft toegang tot de vroegere librije waarin de boeken die eigendom van de kerk waren, bewaard werden. In de periode dat de St. Willibrordus van 1806 tot 1929 simultaankerk was, deed de librije dienst als sacristie. In de middelste straalkapel (22) is in een fraai bewerkt kastje een medaillon van Maria te bewonderen, dat oorspronkelijk in een van de luidklokken zat. Na de torenbrand van 1876 werd dit medaillon in de gesmolten klokkenspijs teruggevonden.

De sfeer in de St. Willibrordus wordt voor een belangrijk deel bepaald door de glas-in-loodramen. In de vierde zijkapel (23) aan de noordzijde van de kerk is het raam "De Verheerlijking van Maria" te bewonderen, in de eerste straalkapel (24) drie prachtige Willibrordusramen en in de derde zijkapel aan de zuidzijde van de kerk (25) het raam "Gaat tot Jozef" van glazenier Mengelberg.


Tekst : Paul Stockman


© Rijn-Schelde Delta | www.rsdelta.eu | www.torensindedelta.eu